Analyse – wetsvoorstel wijziging auteurswet 20200

In 2019 is de, ten dele controversiële, Europese richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt (Richtlijn (EU) 2019/790) aangenomen in het Europees Parlement. Nederland heeft daarop twee jaar de tijd gekregen om nationale wetgeving aan te passen aan de richtlijn. 

De Nederlandse overheid heeft vorig jaar een internetconsultatie gehouden waarop de vereniging Open Nederland, Creative Commons Nederland en Wikimedia Nederland gezamenlijk op hebben gereageerd. Samen vertegenwoordigen wij een grote groep Nederlandse ondernemers, onderzoekers, en makers die bezig zijn met het verspreiden van vrije informatie, kennis en cultuur. 

Nu ligt er daadwerkelijk een wetsvoorstel bij de procedure commissie van de Tweede Kamer. Open Nederland, Creative Commons Nederland en Wikimedia Nederland hebben een overzicht gemaakt van voor ons relevante aanpassingen die gemaakt zijn ten opzichte van de consultatieversie.

We hebben onze analyse onderverdeeld naar de sectoren waar vrije materialen van belang zijn. Makers en hergebruikers maken rechtstreeks gebruik van open licenties en open materiaal. Erfgoed is de hoeder van cultureel erfgoed en verzorgd een grote bron van vrije materialen. In het onderwijs wordt veel vrije materialen gebruikt, maar daar zijn ook goede uitzonderingen op het auteursrecht belangrijk. Tenslotte behandelen we de internetfilters, hier richten we ons voornamelijk op de status van vrije materialen, niet op de inbreuk van vrijheid van meningsuiting.

Makers en hergebruikers

Beginsel van passende en evenredige vergoeding

We zijn blij dat er ingrepen worden gedaan om de waardeketen van de creatieve industrie beter te reguleren. Het moet echter niet het geval zijn dat een passende en evenredige vergoeding verplicht is voor het gebruik van vrije werken. De rechthebbende hebben namelijk expliciet afstand gedaan van deze mogelijke rechten op vergoeding. 

Helaas zien we dit niet terug in het wetsvoorstel. We wijzen de wetgever erop dat duidelijk uit de wetgeving moet blijken dat een passende en evenredige vergoeding vergoeding voor de maker ook €0 moet kunnen zijn, zoals ook voorgeschreven in overweging 82 van de richtlijn.

Tekst- en datamining

Veel innovatie gebeurd door tekst- en datamining. Denk bijvoorbeeld aan ontwikkelingen in AI, nieuwe businessmodellen en onderzoeksmogelijkheden in grote datasets. Wij blijven stellen dat in deze digitale wereld het principe ‘recht om te lezen is het recht om te minen’ zou moeten zijn.

Door een uitzondering op tekst- en datamining wordt contra intuïtief de mogelijkheid om tekst- en datamining te doen beperkt. De wetgever heeft op dit punt geen suggesties overgenomen van onze consultatiereactie.  We blijven ons met name afvragen welke standaard gehanteerd zal worden om te communiceren dat tekst- en datamining door de ‘maker of zijn rechtverkrijgenden niet uitdrukkelijk op passende wijze is voorbehouden’ wordt. 

Zonder standaard is er geen rechtszekerheid voor het automatisch gebruiken van deze uitzondering. Je zou dan per bron moeten bekijken wat er aangegeven is en op welke manier. In het slechtste geval betekent dat je per gegeven in een dataset moet achterhalen wie die data verzameld heeft. Dit is onmogelijk veel werk en zal de markt van tekst- en datamining verstoren in Europa.

Verbeterde transparantieplicht

Een open kennissamenleving is gebaat bij een goed werkende markt van culturele werken. Wanneer het gaat om vertegenwoordiging van makers is het van groot belang om maximale transparantie naar de maker na te streven. Makers moeten actief op de hoogte gehouden worden van de sector-relevante informatie, inkomsten en verschuldigde vergoeding door partijen die hun werken exploiteren en/of waaraan zij rechten hebben overgedragen. We zijn verheugd dat in artikel 19 van de richtlijn hierover expliciete bepalingen zijn opgenomen, en dat de wetgever deze overneemt in onder andere artikel 25 van de auteurswet.

In de consultatieversie was dit niet goed geregeld.  We maakten ons ernstig zorgen over het ontbreken van expliciete (directe) transparantie van sublicentienemers naar de maker. Het is niet ongewoon om als beheersorganisatie, vertegenwoordigers of rechtverkrijgenden, rechten van de makers in sublicentie te geven. Wanneer hier geen transparantie op bestaat draagt dit artikel niet bij aan het herstel van de verstoorde machtsverhouding tussen maker en uitbater.

Artikel 25ca heeft een significant verbetering gezien door het toevoegen van een nieuwe lid (lid 2) waarbij de transparantieplicht niet alleen voor de ‘wederpartij’ geldt maar ook voor licentienemers. Deze aanpassing is ook doorgevoerd in artikel 25d.

Vrij materiaal in persberichten

We onderschrijven het belang van een sterke journalistiek. Echter, we maken ons zorgen over artikel 15 van de richtlijn.  Er is door de directive een nieuw stuk intellectueel eigendom ontstaan voor perspublicaties die openbaar zijn gemaakt na 6 juni 2019, voor een duur van 2 jaar waarbij de uitgever het uitsluitende recht tot beschikbaar stellen heeft ten opzicht en reproductie een dienstverlener van de informatiemaatschappij mag verbieden (Ancillary Copyright). 

We zijn verheugd dat de wetgever geen aanpassingen heeft gemaakt in het voorgestelde artikel 7(b)4 van de wet naburige rechten. Deze geeft aan dat deze uitsluitende rechten niet van toepassing zijn zijn werken die opgenomen in een perspublicatie op basis van een niet-exclusieve licentie, zoals met name Creative Commons-licenties.

Veel perspublicaties, waaronder bijvoorbeeld de NOS, Telegraaf, etc. maken gebruik van (beeld)materiaal dat onder een Creative Commons-licenties is vrijgegeven bij hun perspublicaties. Creatieve makers produceren dit materiaal en maken dit beschikbaar zonder dat daar verdere eisen aan gesteld mogen worden, volgens de bepalingen van de licenties.

Erfgoed

Publiek domein

Een sterk publiek domein is van grote waarde voor een sterke open kennissamenleving. We verwelkomen de expliciete toevoeging in de Europese richtlijn dat er geen nieuw intellectueel eigendom ontstaat bij de reproductie van werken van beeldende kunst. Dat dit het geval is wordt al aangenomen in de erfgoedsector. Toch hadden we dit graag geëxpliciteerd gezien. Gelukkig hebben we de memorie van toelichting die deze zienswijze in ieder geval in een bepaalde vorm vastgesteld:

“Het verstrijken van de beschermingstermijn van werken van beeldende kunst leidt ertoe dat die werken tot het publieke domein gaan behoren. Die werken mogen vrijelijk worden hergebruikt. Artikel 14 van de richtlijn bevestigt dit en bepaalt dat reproducties van werken van beeldende kunst niet door het auteursrecht worden beschermd. […] Artikel 14 is geheel in lijn met het geldende recht en behoeft daarom geen omzetting.”

Preserveringskopieën

Nederland heeft al jaren een goede uitzondering voor het behoud van erfgoed. Artikel 16n van de huidige auteurswet laat onder enkele voorwaarden toe dat een erfgoedinstelling objecten uit de vast collectie digitaliseert om het object te kunnen preserveren. De richtlijn plaatste hier nog een additionele beperking naast, niet zozeer voor Nederland, maar voor andere Europese landen waar dit minder goed geregeld is.

We zijn erg blij te zien dat de wetgever voorstelt om artikel 16n van de auteurswet een grondige schoonmaakbeurt te geven en tegelijkertijd de uitzondering die voortvloeit uit het artikel van de richtlijn in combinatie met de bestaande uitzondering te verbreden. We zijn ook verheugd dat in de MvT verhelderd is dat ‘Ook de archieven en bibliotheken van onderwijsinstellingen […] van de beperking [kunnen] profiteren’. Dit betekent dat meer organisaties nu verregaande digitaliseringsprojecten kunnen starten zonder daarmee een risico te lopen.

Niet langer in economisch verkeer en collectieve licenties

Voor erfgoed verandert er nog meer. Er wordt additioneel artikel (18c) geïntroduceerd voor werken die niet langer in het economische verkeer zijn (“out of commerce”). Hier heeft de wetgever geen noemenswaardige aanpassingen gedaan ten opzicht van de consultatieversie. Onze opmerkingen blijven hierdoor dan ook onveranderd. Het gaat bij deze beperking op het auteursrecht over het beschikbaar krijgen van erfgoed, terwijl erfgoed juist meerwaarde krijgt als het door derden gebruikt kan worden.

Deze beperking is alleen beschikbaar als er andere mogelijkheid niet beschikbaar is. Er wordt voor erfgoedinstelling namelijk nog een aanpassing gedaan. Zo gaat het in de toekomst mogelijk zijn om collectieve licentieverleningen met een verruimd effect te krijgen. Dit betekent dat collectieve beheersorganisaties (zoals de BumaStemra, Pictoright en SENA) ook licenties mogen verlenen aan erfgoedinstellingen voor makers die niet aangesloten zijn, met enkele voorwaarden.  Ook hier blijven we onze opmerking herhalen. Deze constructie gaat alleen maar werken wanneer er optimale transparantie is over welke licenties verstrekt zijn en welke werken als ‘out-of-commerce’ worden beschouwd. 

Onderwijs

Een goede toegang tot kwalitatief hoog onderwijsmateriaal is fundamenteel voor een kennissamenleving. Nederland heeft een redelijk goed functionerende onderwijsuitzondering, maar met grote onduidelijkheid of deze ook bij online omgevingen van toepassing is. We zijn blij dat de richtlijn hierin meer duidelijkheid schept over online vormen van onderwijs.

De wetgever heeft geen aanpassingen gemaakt in de voorgestelde wijzigingen op de wettekst ten aanzien van publieke consultatie. Wel is interessant om op te merken dat de wetgever opmerkt in de Memorie van Toelichting (MvT) de al bestaande onderwijsexceptie prefereert boven de nieuwe uitzondering. Dit heeft geen grote consequentie, het laat zien dat wij inderdaad al een goede onderwijsexceptie hebben.

Wel heeft de Nederlandse overheid geen gebruik gemaakt van een mogelijk ruimere definitie ‘onderwijsinstelling’. Deze had verruimd kunnen worden naar erfgoedinstellingen, zoals omschreven in overweging 13 van de richtlijn. Hier had de wetgever winst kunnen halen.

Internetfilters en open

We blijven de zorgen delen van de Nederlandse overheid omtrent het controversiële artikel 17 van de richtlijn zoals aangegeven in de brief naar de Raad van de Europese unie. 

Wij zijn blij om te zien dat de wetgever nu expliciet aangegeven heeft dat o.a. online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware geen aanbieders van een onlinediensten zijn in de zin van de deze internetfilters.

Hiernaast blijven wij tegenstander van dit artikel. De wet maakt bijvoorbeeld geen voorbehouden op additionele restricties die deze platformen als private partijen kunnen opleggen aan hun gebruikers. Zo zijn zij niet verplicht om het gebruik van citaat, kritiek, recensie, of gebruik voor een karikatuur, parodie of pastiche toe te staan. Deze private intermediairs mogen zonder opgaaf van reden werken verwijderen uit hun aanbod. De wet geeft enkel aan dat dit geen inbreuk op het auteursrecht is.

We blijven ons grote zorgen over de rol van intermediairs en hun potentiële arbitraire besluiten hierin. Hoewel het platforms vrij zou moeten staan om redelijke beperkingen aan het gebruik van een privaat platform te verbinden, is er sprake van een technologiemarkt waar de-facto monopolies opereren. Hierbij is het van belang dat de wetgever scherp blijft op het kunnen uitvoeren van mensenrechten rechten zoals vrijheid van meningsuiting. De ​Special Rapporteur on the promotion and protection of the right to freedom of opinion and expression ​van de Verenigde Naties heeft hier al in 2018 zijn zorgen over uitgesproken zoals het relateert aan deze richtlijn.


Geplaatst

in

door

Tags: